Als zorgverlener probeer je goed voor jezelf te zorgen en je fysieke belasting te beperken, maar het voorkomen van oppervlakkig en diepe weefselschade bij je cliënten is natuurlijk ook een aandachtspunt. Bij het voorkomen van doorligwonden (decubitus) is regelmatige beweging, goede voeding, genoeg drinken en een goede basisconditie van de cliënt van belang. Ook het regelmatig wisselligging geven helpt. Door wisselligging zorg je ervoor dat de druk op het lichaam steeds naar een andere plek verplaatst wordt, waardoor de kans op schade kleiner wordt. Maar ook dieper liggende weefsellagen (spieren, bloedvaten, pezen, etc.) kunnen schade oplopen die je niet meteen ziet, maar waar de cliënt wel veel last van kan hebben. We noemen dat ook wel DTI (Deep Tissue Injury = diepe weefsel schade).
Uit onderzoek blijkt dat het van groot belang is om bij alle transfertechnieken hiermee rekening te houden, meer dan vroeger het geval was. Vooral druk, frictie en zogenaamde shear-forces spelen een rol. Het vervelende is nu dat je wisselliging geeft om decubitus te voorkomen, maar door de manier waarop je wisselligging geeft kan je juist de kans op decubitus of DTI groter maken. Een thema dat dus meer aandacht nodig heeft: ook als het gaat om til- en transferhandelingen.
Die shearforces zijn schuifkrachten, waarbij weefsellagen ten opzichte van elkaar onder druk en rek komen te staan. Vooral deze shearforces kunnen tot enorme schade in de weefsels leiden. Je moet je voorstellen dat je als je bijvoorbeeld met een steeklaken werkt, eigenlijk, heel bot gezegd, de cliënt aan de huid van zijn plaats trekt. Eerst wordt namelijk de speling opgenomen in de huid en dan volgen de andere weefsels tot aan het bot van bijvoorbeeld de heup. Juist diep binnen in het lichaam, onzichtbaar vanaf de buitenkant, kunnen dan kleine scheurtjes in het weefsel ontstaan. Bloedvaatjes worden dichtgedrukt waardoor het weefsel zelfs af kan sterven.
Maar wat kan je dan doen om het risico op weefselschade zo klein mogelijk te maken en ook je eigen lijf te beschermen? Een belangrijke tip is om te controleren of de cliënt aan het eind van je handeling nergens meer spanning heeft in de huid en onderliggend weefsel. De afronding van een transfer is dus heel belangrijk. Door de cliënt aan het eind van de transfer de arm of het been even op te laten tillen of heen en weer te laten wiebelen, neem je die restspanning weg. Het weefsel ‘springt’dan als het ware weer terug in de goede en ontspannen stand. We noemen dat ook wel re-alignment.
Zoek je meer achtergrondinformatie volg de gratis Free Learningmodule over Transfers en Decubitus (zie www.free-learning.nl) of bekijk de films in de categorie ‘Transfers en Huidproblemen’ op GoedGebruik zoals deze: https://youtu.be/1kRGIn-oeSE