Zachte banden, slecht lopende wielen, een scheve as, opklapsteuntjes die klemmen: dat zijn allemaal gevolgen van slecht onderhoud. Gebruik een slecht onderhouden rolstoel niet. Ga er pas weer mee rijden wanneer alles technisch in orde is. Duidelijke en simpele onderhoudsafspraken in de organisatie of met cliënten, ouders of familie zijn belangrijk. Het kan ook helpen om af te spreken dat alle rolstoelen op een vast moment, bijvoorbeeld elke eerste dinsdag van de maand, worden gecontroleerd. Daarbij is het belangrijk dat elke rolstoel, bijvoorbeeld door een nummer, herkenbaar is. Je weet dan zeker dat elke rolstoel ook echt aan de beurt komt.
Zeker voor de leenrolstoelen, die door verschillende cliënten worden gebruikt, wil dat nog wel eens fout gaan. Daarnaast is het gewoon schoonhouden en het regelmatig oppompen van de banden nodig. Zet daarvoor een goede pomp op een duidelijke plaats en zorg dat iedereen dat weet. Leg hem zo nodig aan de ketting, zodat mensen weten dat hij niet bedoeld is om ‘mee te nemen’. Kom je bij mensen thuis en merk je dat de rolstoel daar onderhoud nodig heeft, help hen dan op weg naar de juiste instantie: de uitleen, de leverancier of de instelling.
Ook op het gebied van routes kan je veel doen. Beperk in elk geval de afstand, het aantal bochten en het aantal start- en stopmomenten. Soepel doorrijden is beter. Op looproutes loont het daarom de moeite om met automatische deuren of schopknoppen te werken. Het scheelt ook tijd en stelt cliënten zelf in staat om makkelijk door zo’n deur te komen. Datzelfde geldt voor deuren in appartementen. Als cliënten zelf de toiletdeur open en dicht kunnen doen, hoef je ze in een aantal situaties niet meer te helpen. Dat is voor jou en voor de cliënt prettiger.