De meeste zorgverleners zitten niet in de auto tijdens hun werk. Toch zien we in de wijk veel collega’s een hoop kilometers maken. En wat dacht je van het dagelijkse ritje naar je werk? Nu is autorijden natuurlijk niet slecht voor je rug, helemaal niet omdat de ritten meestal vrij kort zijn. Toch kan verkeerd zitten in de auto gemakkelijk tot klachten aan je rug, nek en schouders leiden. Daarom is het belangrijk dat je je stoel goed hebt afgesteld. Hieronder vind je zeven aanwijzingen.
Ga met je achterwerk zoveel mogelijk achter in de stoel zitten en schuif de stoel zo ver naar voren dat je de pedalen goed kunt intrappen terwijl je bovenbenen op hun plek blijven. Je handen moeten het stuur goed kunnen vastpakken, zonder dat je daarbij je schouders moet heffen of je ellebogen helemaal moet strekken. Ook moet je rug helemaal tegen de rugleuning blijven steunen. Als dat mogelijk is, kun je experimenteren met de instelling van je stuur om je zithouding te verbeteren.
Stel de stoel zo hoog in, dat je bovenbenen helemaal op de zitting rusten.
Kantel de rugleuning tussen de 90 en 115 graden maar ga nooit achter het stuur ‘liggen’!
Je bovenbenen moeten optimaal ondersteund zijn, maar het bloed moet wel goed kunnen stromen. Zorg ervoor dat er drie tot vier vingers passen tussen je knieholte en de voorkant van de zitting.
Indien aanwezig: stel de steun voor je onderrug (de ‘lendesteun’) zo in, dat de natuurlijk kromming van je rug behouden blijft (zie plaatje).
Stel de zijwangen van de rugleuning ((als deze aanwezig zijn) zo in, dat er een vlakke hand past tussen de zijwangen en je bovenlichaam. Ze moeten steun geven, maar je moet je nog wel vrij kunnen bewegen.
De afstand tussen je hoofd en de hoofdsteun mag niet groter dan 4 centimeter zijn.
Bron: Knibbe NE. Knibbe JJ. Het rugboekje! Sociaal Fonds Mobiliteit, Culemborg (2006).