Vakantietijd! En op je werk kan dat betekenen dat je met cliënten ook uitgaat. Soms houdt dat in dat je veel met rolstoelen rijdt in een omgeving die daar niet altijd voor geschikt is. Wat kan je daar aan doen?
Rijden met cliënten die in een rolstoel zitten kan zeer belastend zijn. Ook als het maar om kleine stukjes rijden gaat. Dan is vooral het manoeuvreren lastig: insteken, draaien, keren. Het steeds stoppen en weer starten is belastend, zeker als er zachte vloerbedekking ligt, er drempels zijn of de ruimte gewoon beperkt is. Til dan niet ‘even‘ de rolstoel op om toch goed uit te komen. Dat is veel te zwaar. Je tilt immers een groot deel van de rolstoel én ook nog de cliënt op.
Maar ook het over langere afstanden rijden, bijvoorbeeld in buurthuizen, door lange ziekenhuisgangen of buiten, bijvoorbeeld tijdens een wandeling, kan zwaar zijn. Ook is het erg zwaar om met rolstoelen busjes in en uit te rijden, hellingen te nemen bij een entree van een gebouw of rolstoelen aan te rijden bij tafels. Als je wilt weten of de belasting wel of niet aanvaardbaar is, kun je als controle de KarVragen gebruiken die je in de Praktijkrichtlijnen vindt.
Als collega’s vragen hebben over het rijden met rolstoelen, kun je als ergocoach een aantal dingen nalopen:
1. Wat kan de cliënt zelf?
2. Kan het met een motortje? Die voorkomt natuurlijk de belasting pas echt én levert de cliënt vaak ook veel voordeel op qua zelfredzaamheid.
3. Is de rolstoel in orde? Zijn de banden bijvoorbeeld hard genoeg? En rijden de wielen soepel?
4. Wordt de rolstoel goed gebruikt?
5. Is de route handig gekozen en kun je iets aan de ondergrond verbeteren?
Uiteraard probeer je de cliënt zoveel mogelijk zélf te laten doen. Handschoentjes kunnen cliënten met tere handen helpen om zelf te rijden. Wanneer de cliënt zich vaak en veel in een rolstoel verplaatst, is een gemotoriseerde rolstoel een logische stap. Een stap die de cliënt ook veel extra mogelijkheden biedt. Met enige oefening kunnen veel cliënten vaak uitzonderlijk goed manoeuvreren en voor bijna elke motorische handicap zijn tegenwoordig wel oplossingen. Zo zijn er rolstoelen die met ademlucht of oogbewegingen bestuurd kunnen worden en nog vele andere mogelijkheden voor zelfrijders. Er zijn speciale trippelstoelen. Daarin kan de cliënt zich met de voeten al schuifelend verplaatsen.
Als je handmatig rijdt, ga dan altijd na of de rolstoel in orde is. Denk vooral aan de hoogte van de duwsteunen. Als je een rolstoel duwt moeten de handvatten op een geschikte hoogte zitten. Als de handvatten te hoog zitten, kun je niet optimaal gebruikmaken van je lichaamsgewicht. Je kunt niet zo makkelijk tegen de rolstoel ‘hangen’ waardoor hij vanzelf (door inzet van je eigen gewicht) in beweging komt. De hoogte vind je als je je handen ontspannen, met je armen ongeveer 30° graden naar voren, losjes gestrekt en met ontspannen schouders, op de handvatten kunt leggen. Op de plaatjes komt dat ongeveer overeen met polshoogte (het meest rechtse plaatje).
Maar te laag is ook weer niet goed. Als de handvatten te laag zitten, kom je namelijk weer met het manoeuvreren in kleine ruimtes lastig uit. Je hebt daar immers niet de ruimte om je lichaamsgewicht goed te gebruiken, waardoor je je rug gaat verdraaien. Niet alleen de hoogte maar ook de dikte van de handvatten is van belang. Er zijn handvaten die wat dikker zijn, en die horizontaal, dwars op de rijrichting als een soort duwbar (denk maar aan een winkelwagentje) vastzitten. Ze zijn vooral prettig als je lange afstanden moet rijden zonder dat je heel precies hoeft te manoeuvreren. Je polsen staan dan namelijk in een meer natuurlijke houding.