Werken als je zwanger bent kan heel goed. Maar om gezond te blijven, zijn wel aanpassingen nodig. Daarnaast verloopt een zwangerschap voor iedereen weer anders: de één beleeft een hele prettige, energieke zwangerschap, een ander is voortdurend moe. Als ergocoach heb je veel met zwangere collega’s te maken en krijg je wellicht ook vragen over dit thema. Je bent uiteraard geen specialist op dit gebied, maar je kunt wél praktische adviezen geven om zwangere collega’s te helpen bij gezond werken.
Daarnaast kun je proberen te voorkomen dat niet-zwangere collega’s te zwaar belast worden. Anders help je immers je team van de regen in de drup. Werk dat de zwangere niet meer kan of mag doen, wordt namelijk nogal eens doorgeschoven naar collega’s die dat erbij nemen. Ze lopen dan meer kans om overbelast te raken.
‘Doorschuiven’ mag alleen als je de Praktijkrichtlijnen strikt toepast. Wanneer collega’s volgens die richtlijnen werken, zullen zij niet te zwaar belast worden, terwijl je toch de zwangere collega beschermt.
Met een dikke buik is het ook lastiger om in een goede werkhouding te werken. De zwangere kan het werk immers niet zo dicht bij halen als die zou willen. Daarnaast ‘trekt’ het gewicht van de buik aan de rug en die kan daardoor te hol worden. Het aanspannen van billen en bekkenbodemspieren voorkomt dat de rug te hol wordt. Ook hebben zwangeren de neiging om scheef te staan, werken en zitten: de buik zit immers in de weg. Probeer hen toch te stimuleren zo symmetrisch mogelijk te blijven werken en er recht voor te blijven staan. Als dat niet lukt: gewoon niet doen en dus niet ‘dan maar scheef werken’.
Tenslotte nog een paar praktische houdingstips:
• Laat die dikke buik zien: blijf goed rechtop staan.
• Laat je rug niet te hol worden, span je bekkenbodem, bil- en buikspieren, maar blijf gewoon doorademen.
• Ga zitten bij het helpen van kinderen of bij communiceren met mensen in een rolstoel.
• Sta of zit niet lang en zeker niet lang achter elkaar: loop dan altijd stukjes of ga afwisselend op het ene of op het andere been staan of sta op je tenen en dan weer even gewoon.
• Neem een goede zithouding aan: stel je stoel goed in, zodat je bovenbenen horizontaal zijn en stel de rugleuning zo in zodat deze contact maakt met je onderrug, net boven je broekrand.
• Beweeg ook in zittende houding je benen regelmatig, kantel zo nodig ook je bekken in zit en loop regelmatig een stukje.
• Gebruik zitten ook als een rustmoment van rust voor jezelf, bijvoorbeeld tijdens het voeden van cliënten.